Lezingen 29 december 2024 (H. Familie)

Lezingen

1e Lezing: 1 Samuel 1,20-22.24-28

20 In de loop van het jaar werd Hanna zwanger en bracht zij een zoon ter wereld. Zij noemde hem Samuël, `want,’ zei ze, ik heb hem van Jahwe afgesmeekt.’  

21 Toen Elkana weer met zijn hele gezin op reis ging om het jaarlijks offer op te dragen en zijn gelofte in te lossen,  

22 ging Hanna niet mee, want – zei ze tot haar man – `ik ga de jongen pas brengen als hij aan je borst ontwend is; dan zal hij voor Jahwe treden en altijd bij Hem blijven.’ 

en

24 Zodra hij van de borst was, nam zij de jongen mee, met een driejarige stier, een efa meel en een zak wijn. Zij bracht de jongen, zo klein als hij was, naar de tempel van Jahwe in Silo.  

25 Zij slachtten de stier en brachten de jongen naar Eli.  

26 Daarbij zei Hanna: `Met uw verlof, mijn heer, zo waar u leeft, mijn heer, ik ben de vrouw die hier gestaan heeft om tot Jahwe te bidden, in uw tegenwoordigheid.  

27 Om deze jongen heb ik gebeden en Jahwe heeft mij gegeven wat ik van Hem heb afgesmeekt.  

28 Daarom sta ik hem aan Jahwe af. Zolang hij leeft, blijft hij aan Jahwe afgestaan.’ En zij bogen zich daar voor Jahwe neer. 


Psalm 84:

1 Voor de koorleider. Met gittit-begeleiding. Van de Korachieten. Een psalm.  
2 Hoe hartverrukkend uw woningen, Heer der hemelse scharen;  
3 mijn ziel vergaat van verlangen naar de voorhoven van de Heer; mijn hart, ja al wat ik ben, het roept tot de levende God.  
4 Vindt zelfs de mus niet een huis, heeft niet de zwaluw haar nest waar zij haar jongen mag bergen? O, uw altaren te naderen, Heer der hemelse scharen, Gij, mijn koning, mijn God!  
5 Gelukkig die wonen in uw huis, die immer U mogen loven;  
6 gelukkig de mensen die sterk zijn in U, met de pelgrimsweg in het hart.  
7 Gaan zij door een laagte van dorre woestijngroei, een oase scheppen zij daar: de eerste regen daalt er weldadig;  
8 van kracht tot kracht gaan zij voort om op Sion voor God te verschijnen.  
9 Heer, God der hemelse scharen, hoor gij dan mijn gebed, verhoor mij, o God van Jakob;  
10 God die ons beveiligt, zie neer, aanschouw die is uw gezalfde.  
11 In uw voorhoven is mij een dag meer toch dan duizend dagen; liever te staan op die drempel daar, in het huis van mijn God, dan te wijlen in de tenten der boosheid.  
12 Want een wering, een schild is de Heer, zijn gunst schenke God ons, zijn luister; de Heer zal geen zegening onthouden aan wie in oprechtheid hun weg gaan.  
13 Heer der hemelse scharen, gelukzalig de mens wiens rust is in U. 

2e Lezing: 1 Johannes 3,1-2.21-24

1 Hoe groot is de liefde die de Vader ons betoond heeft! Wij worden kinderen van God genoemd, en we zijn het ook. De wereld begrijpt ons niet, en ze kent ons niet, omdat zij Hem niet heeft erkend.  

2 Vrienden, nu reeds zijn wij kinderen van God, en wat wij zullen zijn is nog niet geopenbaard; maar wij weten dat wanneer het geopenbaard wordt, wij aan Hem gelijk zullen zijn, omdat wij Hem zullen zien zoals Hij is.

en

21 Dierbare vrienden, daar ons geweten ons niet hoeft te veroordelen, mogen wij vrijmoedig met God omgaan;  

22 wij krijgen van Hem alles wat wij vragen, omdat wij zijn geboden onderhouden en doen wat Hem aangenaam is.  

23 En dit is zijn gebod: van harte geloven in zijn Zoon Jezus Christus en elkaar liefhebben zoals Hij ons bevolen heeft.  

24 Wie zijn geboden onderhoudt blijft in God, en God blijft in hem. En dat Hij in ons woont weten we door de Geest die Hij ons gegeven heeft. 


Evangelie: Lucas 2,41-52

JEZUS TE MIDDEN VAN DE LERAREN

41 Zijn ouders reisden ieder jaar, bij gelegenheid van het paasfeest, naar Jeruzalem.  

42 En overeenkomstig het gebruik bij dit feest gingen zij opnieuw daarheen toen Hij twaalf jaar geworden was.  

43 Maar na afloop van die dagen bleef het kind Jezus, terwijl zij terugkeerden, in Jeruzalem achter, zonder dat zijn ouders het wisten.  

44 In de mening dat Hij zich bij de karavaan bevond, gingen zij een dagreis ver en zochten Hem toen onder familieleden en bekenden.  

45 Omdat zij Hem niet vonden, keerden zij al zoekende naar Jeruzalem terug.  

46 Pas na drie dagen vonden zij Hem in de tempel, waar Hij te midden van de leraren zat, naar wie Hij luisterde en aan wie Hij vragen stelde.  

47 Allen die Hem hoorden, waren verbaasd over zijn begrip en zijn antwoorden.  

48 Toen zij Hem daar opmerkten, stonden zij verslagen. Zijn moeder zei tot Hem: ‘Kind, waarom hebt Ge ons dit aangedaan? Denk toch eens met wat een pijn uw vader en ik naar U hebben gezocht.’  

49 Maar Hij antwoordde: ‘Wat hebt ge toch naar Mij gezocht? Wist ge dan niet, dat Ik in het huis van mijn Vader moest zijn?’  

50 Zij begrepen echter niet wat Hij daarmee bedoelde.  

51 Hij ging met hen mee naar Nazaret en was aan hen onderdanig. Zijn moeder bewaarde alles wat er gebeurd was in haar hart.  

52 En met de jaren nam Jezus toe in wijsheid en welgevalligheid bij God en de mensen.