Lezingen 2 november 2024 (Allerzielen)

Bijbel lezen

1e Lezing: Klaagliederen 3,17-26

17 Geluk bleef verre van mij, wat welstand is wist ik niet meer.  

18 Mijn hoop op Jahwe blijkt vervlogen, ik leef zonder hoop.  

19 Ik denk aan mijn nood en ellende, dit vergiftigt mijn leven.  

20 Ik blijf er aldoor aan denken, het weegt op mij als een last.  

21 Ik prent mij desondanks in – dat geeft mij hoop -:  

22 Zonder einde is Jahwe’s genade, onuitputtelijk is zijn erbarmen.  

23 Uw grote trouw is iedere morgen weer nieuw.  

24 ‘Ik behoor aan Jahwe,’ zegt mijn hart, `Hij blijft mijn hoop.’  

25 Goed is Jahwe voor wie hoopt, voor iedereen die Hem zoekt.  

26 Goed is het, in stilte, op redding van Jahwe te wachten.


Psalm 25:

Gebed
1 Van David.
Tot U, Heer, stijgt mijn verlangen.
2 Op U, mijn God, is mijn vertrouwen:
laat mij dan niet worden beschaamd,
laat mijn vijanden niet triomferen;
3 wie op U hoopt wordt nooit beschaamd:
beschaamd wordt wie achteloos ontrouw is.
4 Leer mij, Heer, te onderscheiden uw wegen,
de paden te zien die Gij wijst;
5 onderricht mij, leid mij in uw waarheid,
Gij zijt de God van mijn behoud
u verbeid ik – elke dag weder.
6 Bewaar, Heer, uw erbarmen, uw goedheid:
in de eeuwigheid zijn zij gegrond;
7 wees hetgeen ik misdeed in mijn jeugd,
wees mijn dwalingen niet steeds indachtig,
doch zie in uw ontferming mij aan.
8 De Heer is mild en waarachtig:
Hij toch wijst wie dwalen de weg,
9 leidt ootmoedigen daar waar zijn recht heerst,
leert zijn weg aan wie nederig zijn.
10 Immer blijken de paden des Heren genade en waarheid,
als wij zijn verbond en zijn uitspraken trouw zijn.
11 Heer wil mij – getrouw aan uw naam –
mijn vergrijp, hoe groot ook, vergeven.
12 Geen mens met ontzag voor de Heer,
of die leidt hem wanneer hij zijn weg kiest;
13 en zelf vindt hij de plek van zijn voorspoed,
het land dat zijn nazaten beerven.
14 Het stil gesprek met de Heer is weggelegd
voor wie Hem vrezen:
zo wijdt Hij hen in zijn verbond in.
15 Immer is mijn oog op de Heer,
Hij bevrijdt mijn voeten uit de valstrik.
16 Zie om naar mij, heb ontferming,
want eenzaam ben ik en gekweld.
17 Mijn hart is beklemd – schep mij ruimte,
een uitweg uit wat mij pijnigt;
18 aanzie mijn gekweldheid, mijn nood,
neem het van mij af – al mijn zonden.
19 Zie hoe talrijk mijn vijanden zijn,
met hoe harde haat zij mij haten;
20 behoed mijn leven, bewaar mij,
maak dat ik niet word beschaamd:
bij u mag ik toch beschermd zijn.
21 Laat eenvoud mij geleiden,
oprechtheid: ik blijf U verbeiden, vol hoop.
22 O God, maak Israël vrij
van wat het rondom insluit! 


2e Lezing: Romeinen 5,5-11

5 En de hoop wordt niet teleurgesteld, want Gods liefde is in ons hart uitgestort door de heilige Geest die ons werd geschonken.  

6 Want Christus is voor goddelozen gestorven op de gestelde tijd, toen wij zelf nog geheel hulpeloos waren.  

7 Niet licht zal iemand zijn leven geven voor een rechtvaardige, al zou misschien iemand de moed hebben te sterven voor een goed mens.  

8 God echter bewijst zijn liefde voor ons juist hierdoor, dat Christus voor ons is gestorven, toen wij nog zondaars waren.  

9 Des te zekerder zullen wij, nu wij eenmaal gerechtvaardigd zijn door zijn bloed, dankzij Hem ontkomen aan de toorn.  

10 Toen wij vijanden waren, zijn wij met God verzoend door de dood van zijn Zoon; des te zekerder zullen wij, eenmaal verzoend, gered worden door zijn leven.  

11 En dat niet alleen: nu reeds juichen wij in God door Jezus Christus onze Heer, door wie wij de verzoening hebben ontvangen. 


Evangelie: Johannes 14,1-6

Hereniging bij de Vader

1 “Laat uw hart niet verontrust worden. Gij gelooft in God, gelooft ook in Mij.  

2 In het huis van mijn Vader is ruimte voor velen. Ware dit niet zo, dan zou Ik het u hebben gezegd, want Ik ga heen om een plaats voor u te bereiden.  

3 En als Ik ben heengegaan en een plaats voor u heb bereid, kom Ik terug om u op te nemen bij Mij, opdat ook gij zult zijn waar Ik ben.  

4 Gij weet waar Ik heenga en ook de weg daarheen is u bekend.”  

5 Tomas zei tot Hem: “Heer, wij weten niet waar Gij heengaat: hoe moeten wij dan de weg kennen?”  

6 Jezus antwoordde hem: “Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Niemand komt tot de Vader tenzij door Mij.