1e Lezing: Spreuken 9,1-6
1 De Wijsheid heeft zich een huis gebouwd, zeven zuilen heeft zij zich uitgekapt;
2 zij heeft haar slachtvee geslacht, haar wijn gemengd en ook haar tafel al gedekt.
3 Zij heeft haar dienaressen uitgestuurd en zij roept op de allerhoogste plaatsen van de stad:
4`Wie onervaren is moet hierheen komen’ en tot wie zonder verstand is zeg ik:
5`Komt, eet mijn brood en drinkt de wijn die ik gemengd heb.
6 Laat uw onverstand varen en gij zult leven, en betreedt de weg van het inzicht.’
Psalm 34:
ALFABETISCH GEDICHT
1 Van David. Toen hij tegenover Abimelek geveinsd had waanzinnig te zijn, zodat deze hem wegjoeg en hij zijns weegs kon gaan.
2 Loven wil ik de Heer te allen tijde, de lof Gods geef ik stem, altijd weer;
3 en mijn ziel zal in trots de Heer prijzen: wie verdrukt is hoort het met verrukking.
4 Verheerlijkt, met mij, de Heer, verheffen wij zijn naam eenparig.
5 Ik zocht de Heer: Hij gaf mij antwoord, Hij heeft mij bevrijd van mijn angsten.
6 Die op Hem zien stralen als licht, hun gelaat draagt nimmer vernedering.
7 Zie, er was een verdrukte die riep: de Heer heeft hem antwoord gegeven, hem verlost uit al wat hem kwelde.
8 De engel des Heren strijkt neder, legt zijn wacht rondom wie God vrezen.
9 Ervaart het, ziet: mild is de Heer, gelukzalig de mens die bij Hem schuilt.
10 Vreest de Heer, gij die Hem zijt gewijd, die Hem vrezen – hun zal niets ontbreken.
11 De rijke verkommert en hongert, die God zoekt zal geen zegening derven.
12 Mijn zonen, komt, luistert naar mij; ik leer u wat ontzag voor de Heer is.
13 Zou niet elk mens het leven begeren duurzaam willen zien op zijn vreugden?
14 Bewaar uw tong voor wat kwaad brengt, uw lippen voor leugenarij.
15 Mijd het kwade, handel ten goede, zoek de vrede, tracht die te veroveren.
16 Toornig ziet de Heer op de verstoorders, dat hun voortbestaan uitsterft op aarde.
17 De Heer slaat de rechtvaardigen gade, zijn oor vangt hun hulpgeroep op.
18 Zij riepen, de Heer gaf hun antwoord, Hij heeft hen verlost uit hun noden.
19 De Heer helpt de gebrokenen van hart, die verslagen van geest zijn bevrijdt Hij.
20 De rechtvaardige treft menige rampspoed, doch de Heer verlost hem uit dit alles.
21 Hij houdt al zijn krachten bijeen; er wordt geen van zijn beenderen gebroken.
22 Het kwaad brengt wie het kwaad zoekt de dood: zo boet wie den rechtvaardige haatte.
23 Hij is de losser, de Heer, die zijn knechten het leven terug gaf. Die tot Hem vluchten zullen vrijuit gaan.
2e Lezing: Efesiërs 5,15-20
15 Let dus nauwkeurig op hoe ge u gedraagt: als verstandige mensen, niet als dwazen.
16 Benut de gunstige gelegenheid, want de tijden zijn slecht.
17 Daarom, weest niet onverstandig, maar tracht te begrijpen wat de Heer wil.
18 Bedwelmt u niet met wijn, wat tot losbandigheid leidt, maar laat u bezielen door de Geest.
19 Spreekt elkander toe in psalmen en hymnen en liederen, ingegeven door de Geest. Zingt en speelt voor de Heer van ganser harte.
20 Zegt altijd voor alles dank aan God de Vader in de naam van onze Heer Jezus Christus.
Evangelie: Johannes 6,51-58
51 Ik ben het levende brood dat uit de hemel is neergedaald. Als iemand van dit brood eet, zal hij leven in eeuwigheid. Het brood dat Ik zal geven, is mijn vlees, ten bate van het leven der wereld.”
52 De Joden geraakten daarover met elkaar in twist en zeiden: “Hoe kan Hij ons zijn vlees te eten geven?”
53 Jezus sprak daarop tot hen: “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: als gij het vlees van de Mensenzoon niet eet en zijn bloed niet drinkt, hebt gij het leven niet in u.
54 Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven en Ik zal hem doen opstaan op de laatste dag.
55 Want mijn vlees is echt voedsel en mijn bloed is echte drank.
56 Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, blijft in Mij en Ik in hem.
57 Zoals Ik door de Vader die leeft, gezonden ben en leef door de Vader, zo zal ook hij die Mij eet, leven door Mij.
58 Dit is het brood, dat uit de hemel is neergedaald. Het is niet zoals bij de vaderen, die gegeten hebben en niettemin gestorven zijn: wie dit brood eet, zal in eeuwigheid leven.”