Lezingen 11 augustus 2024 (19e zondag door het jaar)

Lezingen

1e Lezing: 1 Koningen 19,4-8

4 Na een tocht van een dag in de woestijn kwam hij bij een bremstruik. Hij zette zich eronder neer. Hij verlangde te sterven en zei: `Het wordt mij te veel, Jahwe; laat mij sterven want ik ben niet beter dan mijn vaderen.’  

5 Daarop ging hij onder de bremstruik liggen en sliep in. Maar opeens stiet een engel hem aan en zei tot hem: `Sta op en eet.’  

6 Hij keek op en daar zag hij aan zijn hoofdeinde een koek, op gloeiende stenen gebakken, en een kruik water. Hij at en dronk en legde zich weer te ruste.  

7 Maar opnieuw, voor de tweede maal, stiet de engel van Jahwe hem aan en zei: `Sta op en eet; anders gaat de reis uw krachten te boven.’  

8 Toen stond hij op, at en dronk, en gesterkt door dat voedsel liep hij veertig dagen en nachten, tot hij de berg van God, de Horeb, bereikte.


Psalm 34:

ALFABETISCH GEDICHT

1 Van David. Toen hij tegenover Abimelek geveinsd had waanzinnig te zijn, zodat deze hem wegjoeg en hij zijns weegs kon gaan.  

2 Loven wil ik de Heer te allen tijde, de lof Gods geef ik stem, altijd weer;  

3 en mijn ziel zal in trots de Heer prijzen: wie verdrukt is hoort het met verrukking.  

4 Verheerlijkt, met mij, de Heer, verheffen wij zijn naam eenparig.  

5 Ik zocht de Heer: Hij gaf mij antwoord, Hij heeft mij bevrijd van mijn angsten.  

6 Die op Hem zien stralen als licht, hun gelaat draagt nimmer vernedering.  

7 Zie, er was een verdrukte die riep: de Heer heeft hem antwoord gegeven, hem verlost uit al wat hem kwelde.  

8 De engel des Heren strijkt neder, legt zijn wacht rondom wie God vrezen.  

9 Ervaart het, ziet: mild is de Heer, gelukzalig de mens die bij Hem schuilt.  

10 Vreest de Heer, gij die Hem zijt gewijd, die Hem vrezen – hun zal niets ontbreken.  

11 De rijke verkommert en hongert, die God zoekt zal geen zegening derven.  

12 Mijn zonen, komt, luistert naar mij; ik leer u wat ontzag voor de Heer is.  

13 Zou niet elk mens het leven begeren duurzaam willen zien op zijn vreugden?  

14 Bewaar uw tong voor wat kwaad brengt, uw lippen voor leugenarij.  

15 Mijd het kwade, handel ten goede, zoek de vrede, tracht die te veroveren.  

16 Toornig ziet de Heer op de verstoorders, dat hun voortbestaan uitsterft op aarde.  

17 De Heer slaat de rechtvaardigen gade, zijn oor vangt hun hulpgeroep op.  

18 Zij riepen, de Heer gaf hun antwoord, Hij heeft hen verlost uit hun noden.  

19 De Heer helpt de gebrokenen van hart, die verslagen van geest zijn bevrijdt Hij.  

20 De rechtvaardige treft menige rampspoed, doch de Heer verlost hem uit dit alles.  

21 Hij houdt al zijn krachten bijeen; er wordt geen van zijn beenderen gebroken.  

22 Het kwaad brengt wie het kwaad zoekt de dood: zo boet wie den rechtvaardige haatte.  

23 Hij is de losser, de Heer, die zijn knechten het leven terug gaf. Die tot Hem vluchten zullen vrijuit gaan. 


2e Lezing: Efesiërs 4,30 – 5,2

30 Wilt Gods heilige Geest niet bedroeven: gij zijt met zijn zegel gewaarmerkt voor de dag der verlossing.  

31 Wrok, gramschap, toorn, geschreeuw en gevloek, kortom alle boosaardigheid moet bij u verdwijnen.  

32 Weest goed voor elkaar en hartelijk. Vergeeft elkaar zoals God u vergeven heeft in Christus.

en

1 Weest navolgers van God, zoals geliefde kinderen past.  

2 Leidt een leven van liefde naar het voorbeeld van Christus, die ons heeft bemind en zich voor ons heeft overgeleverd als offergave en slachtoffer, God tot een lieflijke geur. 


Evangelie: Johannes 6,41-51

41 De Joden morden over Hem, omdat Hij gezegd had: “Ik ben het brood dat uit de hemel is neergedaald,”  

42 en zij zeiden: “Is dit niet Jezus, de zoon van Jozef, en kennen wij zijn vader en moeder niet? Hoe kan Hij dan zeggen: Ik ben uit de hemel neergedaald?”  

43 Maar Jezus sprak tot hen: “Mort toch niet onder elkaar.  

44 Niemand kan tot Mij komen, als de Vader die Mij zond, hem niet trekt; en Ik zal hem doen opstaan op de laatste dag.  

45 Er staat geschreven bij de profeten: En allen zullen door God onderricht worden. Al wie naar de leer van de Vader geluisterd heeft, komt tot Mij.  

46 Niet dat iemand de Vader gezien heeft, alleen Degene die uit God is, heeft de Vader gezien.  

47 Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: wie gelooft, heeft eeuwig leven. 

HET LEVENDE BROOD
48 Ik ben het brood des levens.  

49 Uw vaderen, die het manna gegeten hebben in de woestijn, zijn niettemin gestorven;  

50 maar dit brood daalt uit de hemel neer, opdat wie er van eet niet sterft.  

51 Ik ben het levende brood dat uit de hemel is neergedaald. Als iemand van dit brood eet, zal hij leven in eeuwigheid. Het brood dat Ik zal geven, is mijn vlees, ten bate van het leven der wereld.”