Lezingen 1 november 2024 (Allerheiligen)

1e Lezing: Apocalyps. 7,2-4.9-14

2 En ik zag een andere engel opstijgen van de opgang der zon met het zegel van de levende God. En hij riep met luide stem tot de vier engelen aan wie macht gegeven was schade toe te brengen aan de aarde en de zee: 

3 Brengt geen schade toe aan de aarde noch aan de zee noch aan de bomen, voordat wij de dienstknechten van onze God met het zegel op hun voorhoofd getekend hebben.”  

4 En ik vernam het aantal getekenden: honderdvierenveertigduizend waren er uit alle stammen van de kinderen van Israël: 

en

9 Daarna zag ik een grote menigte, die niemand tellen kon, uit alle rassen en stammen en volken en talen. Zij stonden voor de troon en voor het Lam gekleed in witte gewaden en met palmtakken in de hand.  

10 En zij riepen allen luid: “Aan onze God die op de troon is gezeten en aan het Lam behoort de overwinning!”  

11 En al de engelen stonden rondom de troon, de oudsten en de vier dieren, en zij wierpen zich op hun aangezicht voor de troon en aanbaden God,  

12 zeggend: Amen!
Lof en heerlijkheid en wijsheid en dank, eer en macht en sterkte aan onze God in de eeuwen der eeuwen, Amen!”
13 Toen richtte zich een van de oudsten tot mij en zei: “Wie zijn dat in die witte gewaden en waar komen zij vandaan?  

14 Ik antwoordde hem: “Heer, dat weet gij.” Toen zei hij: “Dat zijn degenen die komen uit de grote verdrukking, die hun gewaden hebben wit gewassen in het bloed van het Lam. 


Psalm 24:

1 Van David.
Een psalm.

Van de Heer is de aarde en al wat zij draagt,
de wereld en wie haar bevolken:
2 want Hijzelf heeft haar op de zeeën gesteld,
op de stromen heeft Hij haar gegrondvest.
3 Wie mag dan bestijgen de berg van de Heer,
wie mag staan in zijn heilig domein?
4 Die rein is van handen en zuiver van hart,
die zijn ziel aan valsheid niet biedt,
die zijn eed aflegt zonder arglist.
5 Van de Heer draagt de zegen hij mee,
ontvangt recht van de God die zijn heil is.
6 Aldus het geslacht van wie vragen naar Hem,
van wie zoeken uw aanschijn: zij, Jakob.
7 Heft, poorten, uw hoofden omhoog, verheft u,
ingangen aloud, dat inga de koning der ere!
8 Wie is dan de koning der ere?
de Heer, machtig en triomfant!
de Heer, triomfant in de strijd!
9 Heft, poorten, uw hoofden omhoog, verheft ze,
ingangen aloud, dat inga de koning der ere!
10 Wie is Hij, de koning der ere?
De Heer der hemelse scharen.
Hij is de koning der ere. 


2e Lezing: 1 Johannes 3,1-3

1 Hoe groot is de liefde die de Vader ons betoond heeft! Wij worden kinderen van God genoemd, en we zijn het ook. De wereld begrijpt ons niet, en ze kent ons niet, omdat zij Hem niet heeft erkend.  

2 Vrienden, nu reeds zijn wij kinderen van God, en wat wij zullen zijn is nog niet geopenbaard; maar wij weten dat wanneer het geopenbaard wordt, wij aan Hem gelijk zullen zijn, omdat wij Hem zullen zien zoals Hij is.  

3 Wie zulk een heil van God verwacht, maakt zich rein, zoals Christus rein is. 


Evangelie: Matteüs. 5,1-12a

ZALIGSPREKINGEN
1 Toen Jezus deze menigte zag, ging Hij de berg op en, nadat Hij zich had neergezet, kwamen zijn leerlingen bij Hem.  

2 Hij nam het woord en onderrichtte hen aldus:
3     “Zalig de armen van geest, want aan hen behoort het Rijk der hemelen.
4     Zalig de treurenden, want zij zullen getroost worden.
5     Zalig de zachtmoedigen, want zij zullen het land bezitten.
6     Zalig die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden.
7     Zalig de barmhartigen, want zij zullen barmhartigheid ondervinden.
8     Zalig de zuiveren van hart, want zij zullen God zien.
9     Zalig die vrede brengen, want zij zullen kinderen van God genoemd worden.
10     Zalig die vervolgd worden om de gerechtigheid, want hun behoort het Rijk der hemelen.
11     Zalig zijt gij, wanneer men u beschimpt, vervolgt en lasterlijk van allerlei kwaad beticht om Mijnentwil:  

12 Verheugt u en juicht, want groot is uw loon in de hemel. Zo immers hebben ze de profeten vervolgd die voor u geleefd hebben.