Allerzielen

Allerzielen

Op 2 november, de dag na Allerheiligen, bidt de Katholieke Kerk voor alle overledenen die nog niet bij God in de hemel zijn. In de katholieke cultuur trekken veel mensen op deze Allerzielendag naar kerkhoven om hun geliefden te gedenken.

Zielen
Het woord ‘allerzielen’ is afgeleid van ‘gedachtenis aller zielen’. De naam veronderstelt de oude christelijke overtuiging dat de mens bestaat uit een lichaam en een ziel. Na de dood van een mens wordt de ziel gescheiden van het lichaam en gaat ze naar een zekere bestemming. De zielen van de overledenen gaan naar de Hemel, het Vagevuur of de Hel. In één van deze drie bovennatuurlijke oorden wachten alle zielen op de ‘jongste dag’ wanneer zij met hun verrezen lichamen verenigd zullen worden.

Louteringsproces
De zielen in het vagevuur zijn van de eeuwige verdoemenis gered maar moeten nog van hun onvolkomenheden worden gezuiverd om Gods licht te kunnen verdragen. De viering van Allerzielen is bedoeld om dit louteringsproces te ondersteunen. Door gebed en offer helpen de levenden de overledenen om hun uiteindelijke bestemming te bereiken: eeuwig gelukkig zijn bij God.

Sint-Odilo
De liturgische gedachtenis van Allerzielen is ontstaan uit een oude monastieke traditie in Spanje. In Europa werd deze traditie geleidelijk aan gemeengoed nadat de heilige abt Odilo (962-1046) van de beroemde benedictijnenabdij Cluny in Bourgondië een viering had ingesteld waarin voor alle gestorven monniken werd gebeden. Sint Odilo verplichtte alle met Cluny verbonden kloosters deze gedachtenis daags na Allerheiligen te vieren.

Misintenties
Het doel van Allerzielen is, zoals gezegd, de ondersteuning van het louteringsproces van de zielen in het vagevuur. Omdat de eucharistie geacht werd het meest effectieve middel voor dit doel te zijn, ontstond het gebruik om op Allerzielen meerdere missen op te dragen. Normaalgesproken mocht een priester maar één mis opdragen. Iedere mis werd gedaan voor één zogeheten misintentie, bijvoorbeeld het zielenheil van een gelovige. Deze misintentie leverde de priester een stipendium op, een financiële vergoeding. Op Allerzielen gaven de gelovigen zoveel misintenties op dat er te weinig priesters waren om ze af te handelen, vandaar de verruiming van het toegestane aantal missen.

Drie missen
Hoewel het gebruik van meerdere missen per priester op Allerzielen vooral in Portugal en Spanje al eeuwen bestond, gaf paus Benedictus XV er pas in 1915 algemene toestemming voor. Met zijn bul Incruentum altaris bepaalde hij dat priesters op Allerzielen drie missen mochten opdragen en dat één mis twee misintenties mocht bevatten. Na de liturgievernieuwing van het Tweede Vaticaans Concilie is de praktijk van drie missen per priester in onbruik geraakt.

Requiem
Op Allerzielen worden in het Officie de ‘Getijden voor de Overledenen’ gebeden. De gezangen, psalmen, lezingen en voorbeden staan in het teken van de menselijke sterfelijkheid en Gods barmhartigheid en rechtvaardigheid. Dat geldt ook voor de Mis die op deze dag gecelebreerd wordt. De openingstekst van de Allerzielenmis is dezelfde als die van een uitvaartmis: Requiem aeternam dona eis, Domine: et lux perpetua luceat eis (‘Heer, geef hen de eeuwige rust en moge het eeuwig licht hen verlichten’).

Protestanten
Allerzielen is een typisch katholieke viering. In het protestantisme bestaat Allerzielen niet omdat de doctrine van het vagevuur wordt afgewezen. Dit leerstuk zou niet op de Bijbel zijn gefundeerd. De overledene zit óf in de hel óf in de hemel. Een louteringsproces na de dood bestaat volgens deze visie niet. De levenden kunnen daarom niets doen om dit proces te ondersteunen. Vandaar dat protestanten niet voor de overledenen bidden.

Judas de Makkabeeër
De Rooms-Katholieke Kerk leert dat het gebed voor de overledenen wel degelijk bijbelse grond heeft. In het Tweede Boek der Makkabeeën wordt verteld dat de Joodse vrijheidsstrijder Judas de Makkabeeër voor de overledenen een zoenoffer liet opdragen, “zodat zij van hun zonden zouden worden vrijgesproken” (2 Makk. 12,45). De protestanten kerken beschouwen de beide Makkabeeënboeken echter als apocrief.