B 2324 2508 Lezingen 25 augustus 2024 (21e zondag door het jaar)

Bijbel lezen

1e Lezing: Jozua 24,1-2a.15-17.18b

1 Jozua riep alle stammen van Israël in Sichem bijeen, met de oudsten van Israël, de familiehoofden, de rechters en de schrijvers. Toen zij voor God stonden,  

2a richtte Jozua zich tot het volk en sprak: `Zo spreekt Jahwe de God van Israël: Uw voorouders, Terach, de vader van Abraham en de vader van Nachor, hebben vroeger aan de overkant van de Rivier gewoond. Daar vereerden zij andere goden.

en

15 Als u Jahwe niet verkiest te dienen, kiest dan nu wie u wel wilt dienen: de goden die uw voorouders aan de overkant van de Rivier hebben vereerd, of de goden van de Amorieten, in wier land u woont. Ik en mijn familie, wij dienen Jahwe.’  

16 Het volk antwoordde: `Wij denken er niet aan, Jahwe te verlaten en andere goden te dienen.  

17 Jahwe, onze God, heeft ons en onze vaderen uit Egypte geleid, uit het slavenhuis. Hij heeft voor onze ogen grote tekenen verricht en ons beschermd op al onze tochten en tegen alle volken, waarmee wij in aanraking kwamen.

en

18b Jahwe heeft al die volken voor ons verdreven, evenals de Amorieten die dit land bewonen. Ook wij willen Jahwe dienen. Hij is onze God.’ 


Psalm 34:

ALFABETISCH GEDICHT

1 Van David. Toen hij tegenover Abimelek geveinsd had waanzinnig te zijn, zodat deze hem wegjoeg en hij zijns weegs kon gaan.  

2 Loven wil ik de Heer te allen tijde, de lof Gods geef ik stem, altijd weer;  

3 en mijn ziel zal in trots de Heer prijzen: wie verdrukt is hoort het met verrukking.  

4 Verheerlijkt, met mij, de Heer, verheffen wij zijn naam eenparig.  

5 Ik zocht de Heer: Hij gaf mij antwoord, Hij heeft mij bevrijd van mijn angsten.  

6 Die op Hem zien stralen als licht, hun gelaat draagt nimmer vernedering.  

7 Zie, er was een verdrukte die riep: de Heer heeft hem antwoord gegeven, hem verlost uit al wat hem kwelde.  

8 De engel des Heren strijkt neder, legt zijn wacht rondom wie God vrezen.  

9 Ervaart het, ziet: mild is de Heer, gelukzalig de mens die bij Hem schuilt.  

10 Vreest de Heer, gij die Hem zijt gewijd, die Hem vrezen – hun zal niets ontbreken.  

11 De rijke verkommert en hongert, die God zoekt zal geen zegening derven.  

12 Mijn zonen, komt, luistert naar mij; ik leer u wat ontzag voor de Heer is.  

13 Zou niet elk mens het leven begeren duurzaam willen zien op zijn vreugden?  

14 Bewaar uw tong voor wat kwaad brengt, uw lippen voor leugenarij.  

15 Mijd het kwade, handel ten goede, zoek de vrede, tracht die te veroveren.  

16 Toornig ziet de Heer op de verstoorders, dat hun voortbestaan uitsterft op aarde.  

17 De Heer slaat de rechtvaardigen gade, zijn oor vangt hun hulpgeroep op.  

18 Zij riepen, de Heer gaf hun antwoord, Hij heeft hen verlost uit hun noden.  

19 De Heer helpt de gebrokenen van hart, die verslagen van geest zijn bevrijdt Hij.  

20 De rechtvaardige treft menige rampspoed, doch de Heer verlost hem uit dit alles.  

21 Hij houdt al zijn krachten bijeen; er wordt geen van zijn beenderen gebroken.  

22 Het kwaad brengt wie het kwaad zoekt de dood: zo boet wie den rechtvaardige haatte.  

23 Hij is de losser, de Heer, die zijn knechten het leven terug gaf. Die tot Hem vluchten zullen vrijuit gaan.


2e Lezing: Efesiërs 5,21-32

HET CHRISTELIJK GEZIN

21 Weest elkander onderdanig uit ontzag voor Christus.  

22 Vrouwen, weest onderdanig aan uw man als aan de Heer.  

23 Want de man is het hoofd van de vrouw, zoals Christus het hoofd is van de kerk. Hij is ook de verlosser van zijn lichaam,  

24 maar zoals de kerk onderdanig is aan Christus, zo moet ook de vrouw haar man in alles onderdanig zijn.  

25 Mannen, hebt uw vrouw lief, zoals Christus de kerk heeft liefgehad: Hij heeft zich voor haar overgeleverd  

26 om haar te heiligen, haar reinigend door het waterbad met het woord.  

27 Hij heeft de kerk tot zich gevoerd als een heerlijke bruid, zonder vlek of rimpel of fout, heilig en onbesmet.  

28 Zo moeten ook de mannen hun vrouwen liefhebben, zoals ze hun eigen lichaam liefhebben. Wie zijn vrouw bemint, bemint zichzelf.  

29 Niemand heeft ooit zijn eigen vlees gehaat; integendeel, hij voedt en koestert het. En zo doet Christus met de kerk,  

30 omdat wij ledematen zijn van zijn lichaam.  

31 Daarom zal de man vader en moeder verlaten om zich te hechten aan zijn vrouw, en die twee zullen één vlees zijn.  

32 Dit geheim heeft een diepe zin. Ik voor mij betrek het op Christus en de kerk.


Evangelie: Joh. 6,60-69

ONGELOOF EN GELOOF

60 Toen zij dit hoorden, zeiden velen van zijn leerlingen: “Deze taal stuit iemand tegen de borst. Wie kan daar naar luisteren?”  

61 Maar Jezus, die uit zichzelf wist dat zijn leerlingen daarover morden, vroeg hun: “Neemt gij daar aanstoot aan?  

62 Als gij dan de Mensenzoon ziet opstijgen naar waar Hij vroeger was …?  

63 Het is de geest die levend maakt, het vlees is van geen nut. De woorden die Ik tot u gesproken heb, zijn geest en leven.  

64 Maar er zijn er onder u, die geen geloof hebben.” – Jezus wist inderdaad van het begin af aan wie het waren die niet geloofden en wie Hem zouden overleveren –.  

65 Hij voegde er aan toe: “Daarom heb Ik u gezegd, dat niemand tot Mij kan komen, als het hem niet door de Vader gegeven is.”  

66 Tengevolge hiervan trokken velen van zijn leerlingen zich terug en verlieten zijn gezelschap.  

67 Waarop Jezus aan de twaalf vroeg: “Wilt ook gij soms weggaan?”  

68 Simon Petrus antwoordde Hem: “Heer, naar wie zouden wij gaan? Uw woorden zijn woorden van eeuwig leven  

69 en wij geloven en weten dat Gij de Heilige Gods zijt.”