1e Lezing: Baruch 5, 1-9
1 Ze is het boek van Gods geboden, ze is de wet die eeuwig duurt. Die haar onderhouden, verwerven het leven; die haar niet opvolgen, vinden de dood.
2 Bekeer u, Jakob, en houd eraan vast, ga op naar de glans van haar licht!
3 Geef uw trots niet aan anderen prijs, laat uw voorrecht niet aan vreemden.
4 Gelukkig zijn wij, Israël: ons is geopenbaard wat God behaagt!’
5 Houd moed, mijn volk dat de naam Israël draagt.
6 Gij werd aan de heidenen verkocht, maar ge zijt niet verloren. Omdat ge Gods toorn had opgewekt, zijt ge aan uw vijanden uitgeleverd.
7 Ge hebt uw schepper geërgerd door niet aan Hem, maar aan demonen te offeren.
8 De eeuwige God die u voedsel gaf, zijt ge vergeten. Jeruzalem dat u heeft grootgebracht, hebt ge bedroefd.
9 Het zag Gods toorn over u komen en zei: `Luistert, buren van Sion: een groot leed zond God over mij.
Psalm 126:
2e Lezing: Filippenzen 1,3-6.8-11
Dankzegging en gebed
3 Ik dank God telkens als ik u gedenk,
4 altijd, bij al mijn gebeden voor u allen.
5 En ik verricht mijn gebed met blijdschap, omdat gij van de eerste dag tot nu toe uw deel hebt bijgedragen tot de prediking van het evangelie.
6 Ik ben er zeker van dat Hij die het goede werk in u begonnen is het zal voltooien tegen de dag van Christus Jezus.
8 God weet hoe vurig ik naar u allen verlang, met de innigheid van Christus Jezus zelf.
9 En dit is mijn bede: moge uw liefde steeds rijker worden aan inzicht en fijngevoeligheid,
10 om te kunnen onderscheiden waar het op aankomt. Dan zult gij op de dag van Christus ongerept en onberispelijk zijn,
11 verzadigd met de vrucht der gerechtigheid, die komt van Jezus Christus, tot eer en lof van God.
Evangelie: Lucas 3, 1-6
Prediking van Johannes de Doper
1 In het vijftiende regeringsjaar van keizer Tiberius, toen Pontius Pilatus landvoogd van Judea was, Herodes viervorst van Galilea, diens broeder Filippus viervorst van het gewest Iturea en Trachonitis, en Lysánias viervorst van Abilene,
2 onder het hogepriesterschap van Annas en Kájafas, kwam het woord van God over Johannes, de zoon van Zacharias, in de woestijn.
3 Daarop begon hij in heel de streek rond de Jordaan op te treden en een doopsel van bekering te preken tot vergeving van zonden,
4 zoals staat in het boek der godsspraken van de profeet Jesaja: Een stem van iemand die roept in de woestijn: Bereidt de weg van de Heer, maakt zijn paden recht.
5 Elk dal moet gevuld, elke berg of heuvel geslecht worden; de kronkelpaden moeten recht, de ruwe wegen effen worden.
6 En heel de mensheid zal Gods redding zien.